Van de winkel naar de markt
In Ommen leerde de 18-jarige Kees hoe hij ‘Rinco-stoeltjes en dekjes’ moest verkopen.
“Als winkel kocht je alles in bij een groothandel. Daarvan had je er in die tijd tien in ons land. Als je je wilde specialiseren, en dat wilden wij, kon je beter rechtstreeks naar de fabrieken gaan. En dat was mooi meegenomen, de grootste op het gebied van tuinmeubelen zat vlakbij, in Oldenzaal. Dat was Rinco, de specialist in tenten en andere campingbenodigdheden. Daar moest ik zijn. Want tuinmeubelen als zodanig die bestonden nog niet, wel campingstoelen. Die klapte je op en nam je mee naar huis en daarin ging je in de tuin zitten.”
Rinco uit Oldenzaal was enorm groot. Een hal van maar liefst 23.000 vierkante meter. Met meer dan vierhonderd personeelsleden en tientallen thuiswerkers. Er werkten ook voetballers van FC Twente. Kees herinnert zich de tweeling René en Willy van der Kerkhof. Naast het voetballen konden ze bij Rinco de rest van de week de kost verdienen. Frans Hartman werkte er ook, als boekhouder. Later begon hij voor zichzelf en heeft hij Hartman Tuinmeubelen opgericht.
Kees ging niet naar Rinco om nieuwe campingstoelen op te halen, het ging hem juist om de exemplaren die kapot waren. Of om stoelen die terugkwamen van V&D, HEMA en andere winkels zoals restpartijen of afbestellingen. “Bij de fabriek lagen die op een grote stapel. Ik kreeg dan een telefoontje. ‘Kees, ik heb nog een mooi partijtje voor je liggen’. Voor 3000 of 4000 gulden kon ik ze ophalen, als zij er maar vanaf waren. Soms wel vijf vrachtwagens vol.”
Al die vrachtwagens reden naar boer Abbink in Almelo. Daar had Kees een opslag op de oude hooizolder. Via via had hij dat geregeld. “Die boeren uit de omgeving kenden onze familie allemaal. Dat was nog uit de tijd dat mijn vader Henk met zijn paard en wagen en later met zijn Tempo Madator (vrachtwagen) bij hen thuis langskwam om goederen te verkopen. Later stopten sommige boeren omdat er geen opvolging was of omdat ze maar tien koeien hadden, dat kon niet meer. Als je een schuur of opslagruimte zocht, keek je dus bij de boeren. Zij hadden ruimte.”
Kees zat daar, een hele winter lang, als 18-jarige op de hooizolder van Abbink. Drie avonden per week zat hij daar stoelen te repareren. “Twintig procent was prima van kwaliteit, de rest kon ik goed repareren. Hiervan moest ik vaak van twee stoeltjes een nieuwe maken.”
Hij verkocht de Rinco-opklapstoeltjes vervolgens in de winkel van zijn ouders, maar tussendoor ook op de markt. “Als ik er een flinke stapel had staan, dan gooide ik de auto ermee vol en reed ik op dinsdag naar de markt in Ommen. Twee stoeltjes voor 12,50 gulden.” Hij verkocht ook ‘losse dekjes’, de stoffering van de stoeltjes. Die waren enorm populair. “Daar verkocht ik er zomaar 300 tot 400 van op een ochtend. Voor twee gulden per stuk”, vertelt hij, terwijl hij naar zo’n oud stoeltje loopt want daarvan heeft hij er natuurlijk nog eentje bewaard.
“Maak uw tuinstoel als nieuw, riep ik over de markt. Dan deed ik voor hoe je een nieuw dekje om zo’n Rinco-opklapstoeltje moest doen. Op een dag stond Gaitje (Twents voor Gerrit) naast me, die zei: ‘Sta je vandaag voor het eerst op de markt? Je doet het helemaal verkeerd’.
Ik antwoordde: ‘Niet helemaal voor het eerst, maar ik heb het nog niet vaak gedaan.”
“Nee”, zegt hij, “je kunt er ook niks van”.
“Nou, dat is niet zo mooi”, reageer ik. “Maar ik wil graag wat leren. Wat doe ik dan verkeerd?”
Hij zegt: “Je bent veel te gek op geld.”
“Dat klopt”, antwoord ik. “Dat heb je goed gezien. Als ik voordoe hoe je zo’n dekje van een tuinstoel vernieuwt, kijk ik altijd naar een mevrouw die haar portemonnee pakt en zegt: ‘Ik wil er graag een’.
Gaitje tipt: ‘Je moet niet naar die mevrouw kijken, maar naar de mensen die daar achterlopen. Die mevrouw heeft al besloten dat ze zo’n dekje wil. Wacht totdat er nog iemand bijkomt en blijft stilstaan. Je moet zelfs je aandacht ook niet alleen op die twee richten, maar nog verder kijken. Die twee wachten wel, die hebben al besloten. Laat ze wachten, dan komen er vanzelf meer mensen bij. Pas als je d’r vijftien of twintig hebt staan, klap jij je stoeltje dicht en ga je ze alle twintig een dekje geven.
“Ik moest standwerken, leerde hij me. Eerst mensen bij je kraam halen en dan een rondje doen. Heel anders dan in de winkel. Daar geef je juist alle aandacht aan een klant, je wilt deze niet laten wachten. Op de markt werkte dat dus niet. Ik heb Gaitje meegenomen naar de kroeg. Dankzij hem heb ik beter stoeltjes en dekjes op de markt leren te verkopen. Dat was best een paar borreltjes waard.”